archiveert

Uitspraak

• Geluid:  archiveert    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ar·chi·veert

Werkwoord

archiveert

1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van archiveren
   

   • Jij archiveert. 

2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van archiveren
   

   • Hij archiveert. 

3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van archiveren
   

   • Archiveert! 

Gangbaarheid

• Het woord archiveert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.