asleep

Engels

Uitspraak
  • /əˈsliːp/
  •  (US)    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • asleep

Bijvoeglijk naamwoord

asleep

  1. in slaap, slapend
    «He was still asleep when the police called.»
    Hij sliep nog toe de politie belde.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.