assureer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  assureer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • as·su·reer

Werkwoord

vervoeging van
assureren

assureer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assureren
    • Ik assureer. 
  2. gebiedende wijs van assureren
    • Assureer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assureren
    • Assureer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord assureer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.