auspicia

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  auspicia    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aus·pi·cia

Zelfstandig naamwoord

deauspiciamv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord auspicium


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
auspiciar

auspicia

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van auspiciar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van auspiciar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.