beleer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beleer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·leer

Werkwoord

vervoeging van
beleren

beleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beleren
    • Ik beleer. 
  2. gebiedende wijs van beleren
    • Beleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beleren
    • Beleer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord beleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.