beluister

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beluister    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·luis·ter

Werkwoord

vervoeging van
beluisteren

beluister

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beluisteren
    • Ik beluister. 
  2. gebiedende wijs van beluisteren
    • Beluister! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beluisteren
    • Beluister je? 

Gangbaarheid

  • Het woord beluister staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.