benagelt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  benagelt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·na·gelt

Werkwoord

vervoeging van
benagelen

benagelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van benagelen
    • Jij benagelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van benagelen
    • Hij benagelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van benagelen
    • Benagelt! 

Gangbaarheid

  • Het woord 'benagelt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.