beplak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beplak    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·plak

Werkwoord

vervoeging van
beplakken

beplak

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beplakken
    • Ik beplak. 
  2. gebiedende wijs van beplakken
    • Beplak! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beplakken
    • Beplak je? 

Gangbaarheid

  • Het woord beplak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.