bespaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bespaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·spaar

Werkwoord

vervoeging van
besparen

bespaar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besparen
    • Ik bespaar. 
  2. gebiedende wijs van besparen
    • Bespaar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besparen
    • Bespaar je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bespaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.