bewies
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bewies (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·wies
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bewassen |
bewies
- enkelvoud verleden tijd van bewassen
- Ik bewies.
- Jij bewies.
- Hij, zij, het bewies.
- Ik bewies.
vervoeging van |
---|
bewiesen |
bewies
Gangbaarheid
- Het woord bewies staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
bewies
- bewijs; datgene wat de juistheid van een bewering onweerlegbaar vast (kan) leggen
Veluws
Zelfstandig naamwoord
bewies
- bewijs; datgene wat de juistheid van een bewering onweerlegbaar vast (kan) leggen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.