bijga

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bijga    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bijĀ·ga

Werkwoord

vervoeging van
bijgaan

bijga

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijgaan
    • ... dat ik bijga. 
  2. (in een bijzin) aanvoegende wijs van bijgaan
    • ... dat men bijga. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bijga staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.