binnenzeilt

Uitspraak

• Geluid:  binnenzeilt    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bin·nen·zeilt

Werkwoord

binnenzeilt

1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenzeilen
   

   • ... dat jij binnenzeilt. 

2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenzeilen
   

   • ... dat hij binnenzeilt. 

Gangbaarheid

• Het woord binnenzeilt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.