biologeer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  biologeer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bio·lo·geer

Werkwoord

vervoeging van
biologeren

biologeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van biologeren
    • Ik biologeer. 
  2. gebiedende wijs van biologeren
    • Biologeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van biologeren
    • Biologeer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord biologeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.