biologeer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: biologeer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bio·lo·geer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
biologeren |
biologeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van biologeren
- Ik biologeer.
- gebiedende wijs van biologeren
- Biologeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van biologeren
- Biologeer je?
Gangbaarheid
- Het woord biologeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.