blitz

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  blitz    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • blitz

Werkwoord

vervoeging van
blitzen

blitz

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blitzen
    • Ik blitz. 
  2. gebiedende wijs van blitzen
    • Blitz! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blitzen
    • Blitz je? 

Gangbaarheid

  • Het woord blitz staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.