bosseleert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bosseleert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bos·se·leert

Werkwoord

vervoeging van
bosseleren

bosseleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bosseleren
    • Jij bosseleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bosseleren
    • Hij bosseleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bosseleren
    • Bosseleert! 

Gangbaarheid

  • Het woord bosseleert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.