brailleer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brailleer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • brailĀ·leer

Werkwoord

vervoeging van
brailleren

brailleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brailleren
    • Ik brailleer. 
  2. gebiedende wijs van brailleren
    • Brailleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brailleren
    • Brailleer je? 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.