brandschilder
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: brandschilder (hulp, bestand)
Woordafbreking
- brand·schil·der
Werkwoord
vervoeging van |
---|
brandschilderen |
brandschilder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brandschilderen
- Ik brandschilder.
- gebiedende wijs van brandschilderen
- Brandschilder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brandschilderen
- Brandschilder je?
Gangbaarheid
- Het woord brandschilder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.