buig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buig    (hulp, bestand)
  • IPA: /bœyx/
Woordafbreking
  • buig

Werkwoord

vervoeging van
buigen

buig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buigen
    • Ik buig. 
  2. gebiedende wijs van buigen
    • Buig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buigen
    • Buig je? 

Gangbaarheid

  • Het woord buig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 

Werkwoord

buig

  1. buigen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.