càrn

Schots-Gaelisch

Uitspraak
  • kʰa:rˠnˠ
EnkelvoudMeervoud
onbepaaldbepaaldonbepaaldbepaald
nominatief càrncùirn

Zelfstandig naamwoord

càrn m

  1. hoop, stapel
Gebiedende wijsNaamwoord
càrncàrnadh m
OnafhankelijkAfhankelijk
Verleden tijdchàrndo chàrn
Toekomende tijd

Werkwoord

càrn

  1. opstapelen
  2. opslaan, hamsteren, oppotten
    «Ged chàrn e airgead.»
    Hoewel hij geld oppotte.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.