carpoolt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  carpoolt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • car·poolt

Werkwoord

vervoeging van
carpoolen

carpoolt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van carpoolen
    • Jij carpoolt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van carpoolen
    • Hij carpoolt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van carpoolen
    • Carpoolt! 

Gangbaarheid

  • Het woord carpoolt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.