ciseleert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ciseleert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ci·se·leert

Werkwoord

vervoeging van
ciseleren

ciseleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ciseleren
    • Jij ciseleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ciseleren
    • Hij ciseleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ciseleren
    • Ciseleert! 

Gangbaarheid

  • Het woord ciseleert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.