complementeert

Uitspraak

• Geluid:  complementeert    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• com·ple·men·teert

Werkwoord

complementeert

1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van complementeren
   

   • Jij complementeert. 

2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van complementeren
   

   • Hij complementeert. 

3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van complementeren
   

   • Complementeert! 

Gangbaarheid

• Het woord complementeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.