cumuleerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cumuleerde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cu·mu·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
cumuleren

cumuleerde

  1. enkelvoud verleden tijd van cumuleren
    • Ik cumuleerde. 
    • Jij cumuleerde. 
    • Hij, zij, het cumuleerde. 

Gangbaarheid

  • Het woord cumuleerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.