cumuleert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cumuleert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cu·mu·leert

Werkwoord

vervoeging van
cumuleren

cumuleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cumuleren
    • Jij cumuleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cumuleren
    • Hij cumuleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van cumuleren
    • Cumuleert! 

Gangbaarheid

  • Het woord cumuleert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.