dibberde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dibberde    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɪbərdə/
Woordafbreking
  • dib·ber·de

Werkwoord

vervoeging van
dibberen

dibberde

  1. enkelvoud verleden tijd van dibberen
    • Ik dibberde. 
    • Jij dibberde. 
    • Hij, zij, het dibberde. 

Verwijzingen

    • Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.