dicteer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dicteer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dic·teer

Werkwoord

vervoeging van
dicteren

dicteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dicteren
    • Ik dicteer. 
  2. gebiedende wijs van dicteren
    • Dicteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dicteren
    • Dicteer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord dicteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.