doorleefden

Uitspraak

• Geluid:  doorleefden    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• door·leef·den

Werkwoord

doorleefden

1. meervoud verleden tijd van doorleven
   

   • Wij doorleefden. 
     
   • Jullie doorleefden. 
     
   • Zij doorleefden. 

1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorleven
   

   • ...dat wij doorleefden. 
     
   • ...dat jullie doorleefden. 
     
   • ...dat zij doorleefden. 

Gangbaarheid

• Het woord doorleefden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.