douch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  douch    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • douch

Werkwoord

vervoeging van
douchen

douch

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van douchen
    • Ik douch. 
  2. gebiedende wijs van douchen
    • Douch! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van douchen
    • Douch je? 

Gangbaarheid

  • Het woord douch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.