duizel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  duizel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • duiĀ·zel

Werkwoord

vervoeging van
duizelen

duizel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duizelen
    • Ik duizel. 
  2. gebiedende wijs van duizelen
    • Duizel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duizelen
    • Duizel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord duizel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.