esparcir

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
esparcir
esparcĂ­a
esparcido
volledig

Werkwoord

esparcir

  1. verspreiden
  2. rondstrooien, uitstrooien
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.