fahren

Duits

Uitspraak

IPA: /faːʀən/

Woordafbreking
  • fah·ren
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fahren
fuhr
gefahren
Klasse 6 sterk volledig

Werkwoord

fahren

  1. onovergankelijk rijden
  2. onovergankelijk varen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.