faic

Schots-Gaelisch

Uitspraak
  • IPA: /fɑɪ̯çk/
Gebiedende wijsNaamwoord
faicfaicinn
OnafhankelijkAfhankelijk
Verleden tijdchunnaicfaca
Toekomende tijdchìfhaic,
am/gum faic 
Voorwaardelijkchitheadhfhaiceadh,
am/gum faicheadh
1e pers enk.chithinnfhaicinn,
am/gum faicinn
1e pers mv.

Werkwoord

faic

  1. zien
    «Am faca thu sin? Chunnaic
    Zag je dat? Ja! (Ik zag het)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.