fick

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  fick    (hulp, bestand)
  • IPA: / fɪk /

Werkwoord

fick

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van ficken
Uitdrukkingen en gezegden
  • Fick mich!
Naai me!
Neuk me!


Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  fick    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fick
Naar frequentie 120

Werkwoord

fick

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.