fietste af
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fietste af (hulp, bestand)
Woordafbreking
- fietsĀ·te af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
affietsen |
fietste af
- enkelvoud verleden tijd van affietsen
- Ik fietste af.
- Jij fietste af.
- Hij, zij, het fietste af.
- Ik fietste af.
Gangbaarheid
- Het woord fietste af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.