flaneerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  flaneerde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fla·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
flaneren

flaneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van flaneren
    • Ik flaneerde. 
    • Jij flaneerde. 
    • Hij, zij, het flaneerde. 

Gangbaarheid

  • Het woord flaneerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.