fröbel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fröbel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • frö·bel

Werkwoord

vervoeging van
fröbelen

fröbel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fröbelen
    • Ik fröbel. 
  2. gebiedende wijs van fröbelen
    • Fröbel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fröbelen
    • Fröbel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord fröbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.