fuchteln

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  fuchteln    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈfʊxtəln /
Woordafbreking
  • fuch·teln
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fuchteln
fuchtelte
(hat) gefuchtelt
volledig

Werkwoord

fuchteln

  1. onovergankelijk zwaaien
    «Er fuchtelte wütend mit seinem Stock.»
    Hij zwaaide woedend met zijn stok.
Afgeleide begrippen
  • herumfuchteln
Verwante begrippen
  • Fuchtel
  • Fuchtelei
  • Gefuchtel
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.