gijzel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gijzel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gijĀ·zel

Werkwoord

vervoeging van
gijzelen

gijzel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gijzelen
    • Ik gijzel. 
  2. gebiedende wijs van gijzelen
    • Gijzel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gijzelen
    • Gijzel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord gijzel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.