hǽða

Oudnoords

Woordafbreking
  • hǽ·da
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hǽða
hǽðar
hǽðaði
hǽðat
Klasse 1 zwak volledig

Werkwoord

hǽða

  1. honen
  2. bespotten
Verwante begrippen
  • [1]: skopa, smá
  • [2]: gaga, skelkja, skoppa, skulka, spytta
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.