heers

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heers    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • heers

Werkwoord

vervoeging van
heersen

heers

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heersen
    • Ik heers. 
  2. gebiedende wijs van heersen
    • Heers! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heersen
    • Heers je? 

Gangbaarheid

  • Het woord heers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.