heruitbrengt

Uitspraak

• Geluid:  heruitbrengt    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• her·uit·brengt

Werkwoord

heruitbrengt

1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heruitbrengen
   

   • ... dat jij heruitbrengt. 

2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heruitbrengen
   

   • ... dat hij heruitbrengt. 

Gangbaarheid

• Het woord heruitbrengt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.