hráða

Oudnoords

Woordafbreking
  • hrá·ða
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hráða
hráðar
hráðaði
hráðat
Klasse 1 zwak volledig

Werkwoord

hráða

  1. aandrijven, drijven
  2. haasten, ijlen, spoeden
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.