ijsbeert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ijsbeert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ijsĀ·beert

Werkwoord

vervoeging van
ijsberen

ijsbeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ijsberen
    • Jij ijsbeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ijsberen
    • Hij ijsbeert. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van ijsberen
    • IJsbeert! 

Gangbaarheid

  • Het woord ijsbeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.