immuniseer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  immuniseer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • im·mu·ni·seer

Werkwoord

vervoeging van
immuniseren

immuniseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van immuniseren
    • Ik immuniseer. 
  2. gebiedende wijs van immuniseren
    • Immuniseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van immuniseren
    • Immuniseer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord immuniseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.