impliceer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: impliceer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- im·pli·ceer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
impliceren |
impliceer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impliceren
- Ik impliceer.
- gebiedende wijs van impliceren
- Impliceer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impliceren
- Impliceer je?
Gangbaarheid
- Het woord impliceer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.