imponer

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /im.poˈneɾ/
Woordafbreking
  • im·po·ner

Werkwoord

imponer

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
imponer
imponía
impuesto
volledig
  1. onovergankelijk imponeren, indruk maken
  2. overgankelijk opleggen (van verplichtingen), heffen (van belasting), afdwingen (van respect)
  3. deponeren, storten (van geld), beleggen
  4. (~ en) instrueren in
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.