improviseer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  improviseer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • im·pro·vi·seer

Werkwoord

vervoeging van
improviseren

improviseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van improviseren
    • Ik improviseer. 
  2. gebiedende wijs van improviseren
    • Improviseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van improviseren
    • Improviseer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord improviseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.