incasseer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  incasseer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌɪŋkɑˈser/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˌɪŋkɑˈsɪːr/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˌɪŋkɑˈseːr/
Woordafbreking
  • in·cas·seer

Werkwoord

vervoeging van
incasseren

incasseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van incasseren
    • Ik incasseer. 
  2. gebiedende wijs van incasseren
    • Incasseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van incasseren
    • Incasseer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord incasseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.