indiceer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  indiceer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·di·ceer

Werkwoord

vervoeging van
indiceren

indiceer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indiceren
    • Ik indiceer. 
  2. gebiedende wijs van indiceren
    • Indiceer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indiceren
    • Indiceer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord indiceer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.