inga

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inga    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • inĀ·ga

Werkwoord

vervoeging van
ingaan

inga

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ingaan
    • ... dat ik inga. 
  2. (in een bijzin) aanvoegende wijs van ingaan
    • ... dat men inga. 

Gangbaarheid

  • Het woord inga staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.